
24 March 2021 • 10 minute read
De nieuwe jaarlijkse taks op effectenrekeningen
10 vragen en antwoordenNadat de vorige versie van de jaarlijkse taks op de effectenrekeningen (hierna de JTER) vernietigd werd door het Grondwettelijk Hof, heeft de huidige regering een nieuwe versie (ook JTER 2.0 genoemd) ingevoerd in het Wetboek Diverse Rechten en Taksen. De Wet houdende de invoering van een jaarlijkse taks op effectenrekeningen (hierna de Wet) is gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 25 februari 2021 en is in werking getreden op 26 februari 2021.
Wij zetten de krachtlijnen van deze nieuwe taks kort uiteen aan de hand van 10 vragen en antwoorden.
Wat is de JTER?
De JTER is, zoals haar naam het ook zegt, een jaarlijkse taks op effectenrekeningen. Effectenrekeningen zijn rekeningen waarop financiële instrumenten (zoals aandelen, obligaties, …) mogen worden gecrediteerd of gedebiteerd.
Wat is het toepassingsgebied van de JTER?
De JTER is van toepassing op effectenrekeningen waarvan de gemiddelde waarde van de financiële instrumenten en de geldmiddelen die aangehouden worden op die effectenrekening, tijdens een welbepaalde referentieperiode, meer dan 1.000.000 EUR bedraagt.
Financiële instrumenten op naam die worden aangehouden op een effectenrekening vallen eveneens onder het toepassingsgebied van de taks. Daarentegen vallen financiële instrumenten op naam waarop rechtstreeks wordt ingeschreven in het aandelen- of obligatieregister, en die niet worden aangehouden op een effectenrekening, niet onder het toepassingsgebied van de taks.
Voor Belgische rijksinwoners en vennootschappen is de JTER verschuldigd op dergelijke effectenrekeningen die zowel bij Belgische als bij buitenlandse instellingen (ook tussenpersonen genoemd) aangehouden worden. Dit geldt ook voor Belgische vaste inrichtingen van buitenlandse ondernemingen, voor zover de effectenrekening deel uitmaakt van het bedrijfsvermogen van de inrichting.
Voor niet-inwoners is de JTER slechts verschuldigd op effectenrekeningen die aangehouden worden bij Belgische instellingen.
Financiële instellingen (beursvennootschappen, instellingen voor collectieve belegging, kredietinstellingen, …) die effectenrekeningen “voor eigen rekening” aanhouden worden van het toepassingsgebied van de JTER uitgesloten. Effectenrekeningen die worden gebruikt om beleggingen of vermogen voor rekening van derden aan te houden, vallen daarentegen wel binnen het toepassingsgebied van de JTER. Zo is de regering bijvoorbeeld van oordeel dat een effectenrekening die door een verzekeringsonderneming in het kader van een tak 23-verzekering wordt aangehouden, onderworpen is aan de JTER. Het valt te verwachten dat die JTER door de verzekeringsonderneming zal doorgerekend worden aan de verzekeringsnemer. Tak 21-verzekeringen zouden daarentegen buiten het toepassingsgebied van de taks vallen.
De JTER is verschuldigd ongeacht of de effectenrekening wordt aangehouden in onverdeelde (bijv. maatschap) of in gesplitste eigendom (vruchtgebruik/blote eigendom).
Hoe wordt de JTER berekend?
De JTER wordt berekend uitgaande van de gemiddelde waarde van de belastbare financiële instrumenten en de geldmiddelen die op een effectenrekening worden aangehouden, tijdens een welbepaalde referentieperiode, aanvangende op 1 oktober en eindigend op 30 september van het daaropvolgend jaar, of in het voorkomend geval, op het moment:
- dat de effectenrekening wordt afgesloten;
- waarop de enige of laatste titularis inwoner wordt van een Staat waarmee België een dubbelbelastingverdrag heeft afgesloten en waarbij dat verdrag tot gevolg heeft dat de heffingsbevoegdheid voor het vermogen op de effectenrekening toekomt aan de andere Staat;
- waarop de effectenrekening niet langer deel uitmaakt van het bedrijfsvermogen van een Belgische vaste inrichting van een niet-inwoner, indien dit ertoe leidt dat België ten gevolge van een dubbelbelastingverdrag niet langer bevoegd is om het vermogen op de effectenrekening te belasten;
- waarop de effectenrekening niet langer voldoet aan de definitie van “effectenrekening”.
De eerste referentieperiode neemt een aanvang op 26 februari 2021 en eindigt op 30 september 2021.
Concreet zal gekeken worden naar de som van de waarden van de belastbare financiële instrumenten op vier verschillende tijdstippen, namelijk op 31 december, 31 maart, 30 juni en 30 september van elk jaar, en zal deze waarde gedeeld worden door het aantal tijdstippen (4).
Voorbeeld
- Waarde op 31 december 2021: 900.000 EUR
- Waarde op 31 maart 2022: 950.000 EUR
- Waarde op 30 juni 2022: 1.000.000 EUR
- Waarde op 30 september 2022: 1.050.000 EUR
Gemiddelde waarde = (900.000 + 950.000 + 1.000.000 + 1.050.000) / 4 = 975.000 EUR. Er zal bijgevolg geen JTER verschuldigd zijn.
In geval van de opening of de sluiting van een effectenrekening gedurende de referentieperiode worden enkel de referentietijdstippen waarop de rekening bestond in aanmerking genomen voor de berekening van de belastbare grondslag.
Hoeveel bedraagt de JTER?
Het tarief van de JTER bedraagt 0,15%.
Teneinde te vermijden dat de waarde van de aangehouden effectenrekening zou dalen onder de één miljoen-grens door het betalen van de JTER, heeft de wetgever voorzien dat het bedrag van de JTER beperkt wordt tot 10% van het verschil tussen de belastbare grondslag (zie n° 3) en het bedrag van 1.000.000 EUR.
Wie is de belastingplichtige?
De titularis van de effectenrekening, zijnde zowel een natuurlijke persoon, rechtspersoon (VZW of stichting) of vennootschap. Dus onder de nieuwe versie van de JTER zijn niet enkel de natuurlijke personen geviseerd, doch ook de private stichtingen en holding- en patrimoniumvennootschappen waarin portefeuillebeleggingen worden ondergebracht. Ook oprichters van zogenaamde “juridische constructies” (zoals bijvoorbeeld een Curaçao BV of een Stiftung in Liechtenstein) die onderworpen zijn aan de “Kaaimantaks”, worden aangemerkt als titularis van de effectenrekening die wordt aangehouden binnen de juridische constructie.
Wie is de JTER verschuldigd ?
Het is de Belgische tussenpersoon (meestal kredietinstelling) die overgaat tot aangifte, inhouding en betaling van de JTER.
Wanneer de effectenrekening niet aangehouden wordt bij een Belgische instelling, dient de titularis zelf over te gaan tot aangifte en betaling van de taks, tenzij hij kan bewijzen dat de JTER reeds aangegeven en betaald werd door een tussenpersoon. Dit is het geval wanneer de buitenlandse instelling waarbij de effectenrekening wordt aangehouden, in België een aansprakelijk vertegenwoordiger heeft laten erkennen die tot aangifte en betaling van de JTER zal overgaan. In dit geval wordt de buitenlandse instelling die een vertegenwoordiger in België heeft laten erkennen gelijkgesteld met een Belgische tussenpersoon.
Indien een effectenrekening wordt aangehouden door meerdere titularissen, kan elke titularis de aangifte indienen voor alle titularissen. Elke titularis is hoofdelijk gehouden tot de betaling van de JTER, alsook eventuele boeten en interesten.
Wanneer dient de JTER aangegeven te worden?
De Belgische tussenpersoon dient een aangifte in bij het bevoegde kantoor, uiterlijk op de 20ste dag van de derde maand die volgt op het einde van de referentieperiode, zijnde uiterlijk op 20 december van het betreffende jaar (of op een andere datum in geval van de opening of de sluiting van een effectenrekening gedurende de referentieperiode).
Indien de titularis zelf de JTER betaalt, is de indieningstermijn van de (elektronische of in uitzonderlijke omstandigheden de papieren) aangifte dezelfde als diegene die geldend voor de indiening van de aangifte in de personenbelasting via MyMinfin.
Wanneer dient de JTER betaald te worden?
De Belgische tussenpersoon dient de JTER op de 20ste dag van de derde maand die volgt op het einde van de referentieperiode te betalen.
De titularis van de effectenrekening dient de JTER uiterlijk op 31 augustus van het jaar volgend op het einde van de referentieperiode te betalen. De eerste referentieperiode zal een einde nemen op 30 september 2021. De JTER zal uiterlijk op 31 augustus 2022 betaald dienen te worden.
Wat als de aangifte fouten bevat of te laat werd ingediend en wat als ik de JTER niet tijdig betaal?
Niet-aangifte, laattijdige, onnauwkeurige of onvolledige aangifte, alsook de laattijdige betaling of niet-betaling, worden bestraft met een boete die wordt vastgelegd naar gelang van de aard en de ernst van de overtreding, volgens een schaal gaande van 10% tot 200% van de verschuldigde taks.
Als er geen kwade trouw is, is er geen boete verschuldigd.
Wanneer de taks niet binnen de in onder n° 8 vastgestelde termijn is betaald, is interest van rechtswege verschuldigd met ingang van de dag waarop de betaling had moeten geschieden.
De gemiddelde waarde van mijn effectenrekening bedraagt meer dan 1.000.000 EUR. Kan ik een tweede effectenrekening openen en de helft storten op deze tweede effectenrekening?
Dit kan, maar het is niet zeker dat hierdoor de JTER vermeden kan worden. De wetgever heeft immers in een algemene anti-misbruik bepaling voorzien die met terugwerkende kracht tot 30 oktober 2020 van toepassing is. Algemeen kan gesteld worden dat er sprake is van misbruik wanneer de doelstellingen van de belastingplichtige louter fiscaal van aard zijn.
Voorbeeld
De splitsing van een effectenrekening van 1.800.000 miljoen EUR in twee effectenrekeningen van 900.000 EUR die worden aangehouden bij verschillende banken, zal geen effect sorteren voor de toepassing van de JTER op voorwaarde dat de fiscus aantoont dat het voornaamste motief erin bestond om te ontsnappen aan de taks.
In de Memorie van Toelichting viseert de regering een aantal bijzondere situaties die geacht worden misbruik uit te maken indien gepleegd met het oogmerk om de JTER te vermijden, door te vermijden dat de totale waarde van de effecten op één rekening minder bedraagt dan 1.000.000 EUR :
- effectenrekeningen splitsen over dezelfde of verscheidene financiële instellingen;
- verschillende effectenrekeningen openen en de effecten spreiden tussen de rekeningen;
- de omzetting van aandelen, obligaties en andere belastbare financiële instrumenten in effecten op naam;
- het onderbrengen van een effectenrekening in een buitenlandse entiteit die de effecten vervolgens overplaatst naar een buitenlandse effectenrekening;
- het onderbrengen van een aan de taks onderworpen effectenrekening in een fonds waarvan de deelbewijzen op naam worden geplaatst;
- de overplaatsing van een effectenrekening of van een bestaande Tak 23- verzekeringsovereenkomst naar een buitenlandse Tak 23- verzekeringsovereenkomst;
- de overplaatsing van een effectenrekening naar het buitenland;
- alle effecten verkopen of transfereren om nulwaarden te creëren op referentietijdstippen teneinde de belastbare basis te verminderen.
In deze situaties is er volgens de regering sprake van een weerlegbaar vermoeden van belastingontwijking dat strijdig is met de doelstelling van de bepalingen van de Wet, en mag de belastingadministratie er redelijkerwijs van uitgaan dat er sprake is van fiscaal misbruik. Gezien het vermoeden weerlegbaar is, heeft de belastingschuldige steeds de mogelijkheid om het tegendeel te bewijzen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn indien men enkel een effectenrekening (van meer dan 1.000.000 EUR) bezit bij één kredietinstelling, doch niet langer tevreden is over de prestaties inzake portefeuillebeheer van die kredietinstelling en daarom ook een deel van die portefeuille wil ten gelde maken en onderbrengen bij een andere kredietinstelling/beursvennootschap. Men zal dan voortaan wel de moeite moeten doen om dergelijke zakelijke motieven te documenteren en die documenten bij te houden voor het geval van een fiscale controle.
Verder voorziet de Wet dat de volgende twee specifieke handelingen die gesteld worden vanaf 30 oktober 2020 niet-tegenstelbaar zijn aan de belastingadministratie, zonder mogelijkheid tot tegenbewijs door de belastingplichtige (onweerlegbaar vermoeden):
- het splitsen van een effectenrekening in meerdere effectenrekeningen aangehouden bij dezelfde tussenpersoon;
Voorbeeld
De splitsing van een effectenrekening van 1.800.000 EUR in twee effectenrekeningen van 900.000 EUR die worden aangehouden bij dezelfde bank, zal geen effect sorteren voor de toepassing van de JTER. De taks zal bij voortduur worden geheven alsof de splitsing niet heeft plaatsgevonden.
Een splitsing van een effectenrekening van 900.000 EUR in twee effectenrekeningen van 450.000 EUR die worden aangehouden bij dezelfde bank, zal daarentegen niet worden getroffen door de niet-tegenstelbaarheidsbepaling.
Hetzelfde geldt in geval van scheiding of overlijden met een beëindiging van een gedwongen onverdeeldheid van een effectenrekening tot gevolg.
- de omzetting van belastbare financiële instrumenten, aangehouden op een effectenrekening, naar financiële instrumenten op naam.
Contact
Voor meer informatie over de JTER kan u contact opnemen met de ondergetekenden of met uw gebruikelijk DLA Piper contactpersoon.